ABvC counselling ervaringen in de Waalsprong
Geanonimiseerde vragen en processen uit de praktijk van een reg. ABvC counsellor in de Waalsprong. ABVC Counseling experiences in Nijmegen-North
Friday, February 21, 2014
Begeleiden van vrouwen in het onderwijs verschilt van mannen: Gerda Geerdink
Begeleiding van mannen is anders dan bij vrouwen. Ik deed mijn licht op bij Gerda Geerdink. Ze gaf een inleiding over seksediversiteit en onderwijs. Mannelijke en vrouwelijke studenten lijken veel op elkaar maar er zijn ook verschillen. Juist in het hoger onderwijs lijken die sekseverschillen de prestaties en in ieder geval het rendement te beïnvloeden. Binnen alle domeinen van het hoger beroepsonderwijs vallen mannelijke studenten vaker uit en/of doen langer over de opleiding. Theorie over sekseverschillen bij studenten en praktijkervaringen geven aanwijzingen voor meer ‘op maat begeleiden’, rekening houdend met sekseverschillen. In de presentatie werd ingegaan op de sekseverschillen en de wijze waarop curriculum, beoordeling en studieloopbaanbegeleiding (vanaf het voorlichtingstraject tot en met de stage) daarop aangepast kan worden.
Cijfers over sekseverschillen in rendement geven aan dat vrouwelijke studenten hogere cijfers halen (gemiddeld 0.8 punt hoger) en korter over hun studie doen dan mannelijke studenten.
Gemiddeld haalt bij de HAN 19% van de manen de propedeuse na 1 jaar, en 50% na 2 jaar. Vrouwelijke studenten doen het beter: 40% in het eerste jaar en na 2 jaar 70%.
De verschillen in cijfers en beoordelingen van mannen/vrouwen zit in een aantal factoren. Vrouwen zijn taalvaardiger dan mannen, en in talige toetsen (essays, reflecties, verslagen) zijn ze in hun voordeel. In performance toetsen zou nog effecten van aantrekkelijk zijn een rol kunnen spelen. Studies in bijv Roos Vink ‘Sociale Psychologie’ laten zien dat uiterlijk wel degelijk wordt meegewogen door docenten. Daartegenover gaf Gerda aan dat er ook andersom effecten zijn: docenten zien iets van een man en denken “hmn, niet gek voor een man” en geven dan een hogere beoordeling en zijn kritischer naar producten van vrouwen.
Deze sekseverschillen in het onderwijs zijn boeiend, en komen dichtbij. Iedereen heeft er ervaring in, heeft een eigen mening, en onderbewust raken bevindingen en meningen diepere lagen waardoor discussies lastig worden. Daarbij komt nog dat de communicatie en de beleving bij mannen en vrouwen verschillen. Ook hier geeft het boek van Vink prachtige onderszoeksresultaten weer. Vrouwen zijn sociaal gevoeliger, en hebben een lagere zelfwaardering dan mannen, en zijn meer gevoelig voor wat anderen denken, dan mannen. Hierdoor pakken vrouwen communicatie anders op: als een vrouw iets goed doet ligt het aan de omgeving, bij mannen aan henzelf, en als iets minder goed gaat leggen mannen de oorzaak vaker buiten zichzelf. Vrouwen reflecteren voortdurend, zoeken bevestiging, en lezen bijv. voor zelfontdekking. Mannen lezen over feiten en avonturen, en reflecteren niet over het proces maar over het eindproduct. Mannen reflecteren op de taak, vrouwen op het proces.
Wat inmiddels nog meer duidelijk is is dat jongens onderling en meisjes onderling veel meer verschillen dan mannen versus vrouwen. Er is grotere individuele variatie dan variatie op sekse.
Wanneer je naar uitval kijkt dan is het dus vooral zaak om te begeleiden en te beoordelen vanuit de beroepseisen. Beter is om vanaf de kwaliteit van afgestudeerden kijken en naar het curriculum wat daartoe leidt.
Gerda komt tijd te kort om de vele studies toe te lichten, maar benadrukt vooral dat er een complexiteit aan oorzaken zijn voor verschillen in rendement en uitval, en dat er mismatches zijn tussen studentfactoren en curriculumfactoren waardoor voor de afvallers het onderwijs niet aansluit met wat ze nodig hebben. Ze lichtte een aantal toe:
Studentfactoren
De eigen vooropleiding en het behaalde examencijfer spelen een rol. Hoe hoger de wiskundecijfers, hoe eerder door de opleiding bij Techniek en FEM wordt afgemaakt..
De gevolgde voorlichtingsactiviteiten bepalen het rendement ook: wanneer iemand slecht vooraf geïnformeerd is valt hij eerder af. Meisjes zijn langer bezig met wat ze willen worden, investeren meer in het achterhalen van watopleiding biedt, lopen vaker mee, spreken vaker vooraf met met beroepsbeoefenaars dan jongens. Jongens beslissen later en doen minder hun huiswerk vooraf en nemen minder vaak deel aan meeloopdagen.
Ook van belang is het huismilieu: hoe meer de thuissituatie vertrouwd is met hoger onderwijs en hoe hoger het niveau van thuistaal, hoe hoger het rendement.
Psychologische eigenschappen spelen ook een rol. Mentale veerkracht, discipline, inzet, zelfvertrouwen, motivatie (in het Engels ‘Grit’) en studievaardigheden zorgen voor beter rendement.
In het HBO ligt veel nadruk op zelfdiscipline, en dat heeft niet iederen al. Sturing in het begin, en stimuleren vanuit wat de student wel al kanlijkt beter te werken dan standaard iedereen dezelfde SLB programmering op te leggen. De Slber moet beter gaan afstemmen op de beginsituatie en vanuit het beroepsbeeld kijken wat de student nog nodig heeft. Begeleiding op maat
Een andere groep invloeden zijn de opleidingsfactoren, waarover docenten en SLBers meer invloed hebben.
Begeleiding bij studiekeuze in traject: maakt veel meer verschil, en gezien bovenstaande sekseverschillen is het zaak om studiebegeleiding beter af te stemmen op het individue, en bij mannen meer te structureren.
Afstemming in de didactiek heeft ook zijn effecten: inspelen op verschillen in sekse betekend bijvoorbeeld dat opdrachten voor mannen concreter moeten worden gemaakt, en dat beoordeling op het eindproduct aan de hand van criterialijsten hen helpt.
Ook variatie in toetsing van competenties kan sekseverschillen reduceren: In mondelinge toetsen zijn vrouwen taalvaardiger, en de vele reflecties in zorg en educatieopleidingen over het proces en de zelfontwikkeling jaagt mannen weg. Geef je mannen specifieke observatieopdrachten, framework en checklists die passen bij de beroepscompetenties dan doen mannen het weer beter. Dan stimuleert de toetsvorm hen ook tot leren.
Gerda benadrukt herhaaldelijk dat er een complex van factoren een rol speelt, en dat de ene maatregel voor niet iedereen werkt. Ze benadrukt vooral dat je moet zorgen dat de opleiding aansluit.
Ga uit van beroepscompetenties, en leidt hiervoor op via verschillende routes.
Ga naar diversiteit in je onderwijs: verschillende vooropleidingen, culturen, naast ook genre verschillen.
Goed onderwijs moet aanzetten tot leren.
Wat kun je als SLBer er aan doen?
Tip: Instroomtraject op maat maken voor de scholieren is een goede start. Zorg voor goede voorbereiding, veel meer meelopen, beter informeren met meer feiten. Studies geven eenduidig aan dat goede voorbereiding meer studiepunten oplevert tijdens de studie. Vrouwen hebben meer realistisch beeld en zijn vaker in zorgsituaties me hun moeder, en hebben dus in onderwijs en zorg een beter beeld. Mannen kijken naar oppervlakkigere kenmerken van het beroep dan vrouwen, en vrouwen hebben niet altijd een een volledig beeld over de beroepspraktijk. Wanneer voorlichters hiervan uitgaan kan men de scholier iets aanbieden.
Tip: Zet in op sociale cohesie voor de aanvang. Dat kan via groepsvorming via sociale media of op kennismakingsdag in juni, in het gebouw en in de groep, waardoor de scholieren vooraf al mensen leren kennen. Dit blijkt een positief effect te hebben. Ook allochtonen willen er bij horen en gezien worden, en deze 0-week activiteiten blijken positief te werken: Mannen moeten sneller in de gaten hebben dat groepen elkaar kunnen helpen dan vrouwen, en een opleiding kan hierin al vroeg helpen.
Tip: Verbeter het zelfsturend vermogen. Studenten zouden dat uit VO naar HO meenemen, maar niet elke scholier is in staat zich in te zetten en zich zelf sturen. Hier kan een opleiding in het curriculum veranderingen opnemen. Bij aansturing moet je ook veel uitdaging bieden naast structuur. De relatie met SLBer van belang om actief leren te bevorderen en ondersteuning in keuzes en organisatie van eigen onderwijs.
Tip: Sturing op maat is nodig door de SLBer. Wat er nodig is moet uit kennismaking blijken of een student iets nodig is. De eerste vraag “Wat heb je nodig?” en vervolgens dat afspreken met de student zelf, binnen de uren van begeleiding, lijkt een goede aanpak.
Kennismakingsgesprekken worden vaak uitgesteld door de student die het eigenlijk hard nodig heeft, en dan is ondersteuning vaak laat. Beter is om het om de student te verplichten en daarna verplichte bijeenkomsten met de student organiseren. Jongens hebben meer steun nodig in het plannen van hun studieactiviteiten, en jongens vinden het moeilijker om zichzelf aan het werk te zetten, en vervallen eerder in uitstelgedrag en in het vinden van afleiding. Jongens kunnen onduidelijke opdracht moeilijker interpreteren: meisjes gaan eerder navragen en uitleg opvragen. Een opleiding die zich hiervan bewust is kan de SLBer gebruiken om de vertaalslag te maken.
Tip: Maak duidelijk wat je de ander kunt bieden, en zorg voor gezien worden door de SLBers. De communicatie is belangrijk: klein compliment voor vrouwen is te klein, voor mannen telt het meer. Vrouwen hebben grotere complimenten nodig.
En wat kun je als docent doen?
Tip: Betrekken van alle studenten in je onderwijs, iedereen aanspreken, en ook individueel mensen aanspreken wanneer ze afwezig waren.
Tip: Opdrachten beter formuleren met criteria en formats
Tip: Zorg dat in de eerste jaren opdrachten in stadia worden opgeleverd. In kleine brokken leert de man dan om de grotere opdrachten in te plannen in stappen.
Tip: communiceer zoveel mogelijk in de stijl van de student. Let op verschillen in mannen versus vrouwen. Vrouwen communiceren indirecter, en verwachten dat de ander reageert op indirecte boodschapen. Vrouwen reageren eerder op signalen, mannen hebben letterlijke en directe aansturing nodig. Gebruik dit inzicht in je begeleiding. Vrouwelijke docenten zijn vaak onduidelijker “het is handig als… Kun je misschien” Dit geeft mannen teveel ruimte.
Tip: Geef mannen vooraf de lijst die ze moeten invullen/productenlijst..dus coach op de eisen die je stelt. Zorg dat je de student op volwassenheid aanspreekt.
Tip: Geef verschillende feedback vormen: Op persoon, op proces, op de manier van werken en op het product zelf. Jongens accepteren eerder dat je feedback op het product geeft. “het product voldoet niet..je kunt in je beroep verwachten dat… en je moet de volgende keer dit doen..:”
Weet de student wat er verwacht wordt?
Boekje: Meer Mans, ISBN 978 90 441 3025 6 www.garant-uitgevers.eu
Door:
Dr. G.M.T. (Gerda) Geerdink / Associate Lector: Seksediversiteit in het onderwijs
Kenniscentrum Kwaliteit van Leren | Faculteit Educatie | Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN)
Locatie Gymnasion | Postbus 30011, 6503 HN Nijmegen | Heyendaalseweg 141, 6525 AJ Nijmegen |
Monday, January 20, 2014
10 feb: bijeenkomst voor job coaches
In 2012 is het Ministerie van Sociale Zaken een landelijk project gestart om werkgevers en werknemers te stimuleren om aan de slag te gaan met duurzame inzetbaarheid. Ook voor VNO-NCW Midden, Provincie Gelderland , SBB en SWAN vormt duurzame inzetbaarheid een belangrijk thema, waar wij samen met Gelderse werkgevers een extra impuls aan willen geven.
Graag nodigen wij u, als Gelderse werkgever, uit voor de bijeenkomst ‘De duurzame 101 Gelderland: Investeren in duurzame inzetbaarheid loont!’ Deze bijeenkomst vindt plaats op 10 februari 2014 van 16.00 – 18.00 uur wederom in het Provinciehuis te Arnhem.
Op deze bijeenkomst zijn Gelderse werkgevers die nu al werk maken van duurzame inzetbaarheid, geïnteresseerde collega-werkgevers, minister Lodewijk Asscher en gedeputeerde bij de provincie Gelderland Jan Jacob van Dijk aanwezig. Het doel van de bijeenkomst is het uitwisselen van ervaring en kennis over hoe investeren in duurzame inzetbaarheid ook voor u iets op kan leveren. Daarnaast willen we met u een concrete invulling geven aan het vervolg van dit netwerk. Samen denken we na over praktische stappen die het thema duurzame inzetbaarheid verder kunnen brengen in Gelderland. Het volledige programma van deze bijeenkomst is hier te vinden.
Graag horen wij of u aanwezig wil zijn bij deze bijeenkomst. U kunt zich aanmelden middels dit aanmeldformulier. Hierin stellen wij ook vier vragen over uw organisatie en het beleid op het gebied van duurzame inzetbaarheid. Hiermee proberen we een beeld te krijgen van wat er allemaal al in de provincie gebeurt op dit gebied. Het is uiteraard niet verplicht om deze vragen in te vullen.
Wij hopen u te mogen verwelkomen op 10 februari in Arnhem!
Met vriendelijke groet,
Provincie Gelderland
VNO-NCW Midden
SBB / Kenniscentra Beroepsonderwijs-Bedrijfsleven
Project duurzame inzetbaarheid, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Stichting Werkend Arnhem Nijmegen
Monday, January 13, 2014
Zorg dat de jeugdwet niet de in huidige voorgestelde versie er komt
Dit najaar behandelt de Tweede Kamer een jeugdwet.
Als de wet wordt aangenomen gaat de volledige gezondheidszorg voor kinderen met psychische problemen uit de zorgverzekering. Het wordt dan een gemeentelijke voorziening. Bijna niemand weet dat.
Wij vinden dat ouders daarvan op de hoogte moeten zijn, zodat ze kunnen laten weten wat ze ervan vinden. Wij denken dat de meeste ouders er helemaal niet blij mee zijn. Net als de 36.500 mensen die de petitie al ondertekenden. En net als alle organisaties die te maken hebben met geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen.
Wij denken dat het ook voor scholen een extra belasting kan betekenen als gezondheidszorg voor kinderen met een psychische problematiek minder goed bereikbaar is.
Wat kunt u doen?
• Ouders inlichten. Door onderstaand bericht te mailen of de flyer op te hangen.
•Hier de petitie ondertekenen.
• Dit bericht verspreiden.
Menno Oosterhoff,
namens de groep-petitiejeugd-GGZ, een gezamenlijk initiatief van ouders en kinderpsychiaters / psychologen / orthopedagogen.
--------------------------------------------------------------------------------
Ouders van Nederland,
U hebt kinderen.
Kinderen kunnen ziek worden of psychische problemen krijgen.
Soms is het nodig om de gezondheidszorg in te schakelen.
Naast de zorgen die je dan hebt over je kind wil je niet óók nog zorgen hebben over de vraag of je dat wel kunt betalen.
In Nederland hoeft dat gelukkig ook niet. We kunnen naar een huisarts, en die kan verwijzen naar een specialist. De kosten van de gezondheidszorg zijn (bijna) allemaal verzekerd.
Zo was het en zo is het nog steeds.
Als ons kind ziek is of psychische problemen krijgt, zijn wij verzekerd van en verzekerd voor goede gezondheidszorg.
Maar zo blijft het niet.
Als de nieuwe jeugdwet wordt aangenomen tenminste.
Gezondheidszorg voor kinderen met psychische problemen gaat volledig uit de zorgverzekering. U leest dit goed. De wet wil het onderbrengen bij de gemeente. Ook dat leest u goed.
Wij vinden dit, om een heleboel redenen, een onzalig plan. Dat kunt u allemaal nalezen in feiten en zorgen over de jeugd-GGZ en op onze flyer.
Veel ouders doen dat niet: die weten nu al genoeg om te kunnen zeggen dat ze dit helemaal niet zien zitten. Dat ze niet afhankelijk willen zijn van wat de gemeente toevallig voor beleid heeft.
Teken de petitie
U kunt, net als tienduizenden anderen, hier de petitie tekenen.
Want als we niks doen, zijn kinderen met psychische klachten straks niet meer verzekerd bij de zorgverzekeraar.
Groep-Petitiejeugdggz
Wednesday, January 8, 2014
Positiever denken helpt je echt, blijkt ook uit onderzoek.
Doemdenken moet wel realistisch blijven, en dat moet ik klanten ook leren over optimisme. Het moet wel realistisch blijven, maar tegelijkertijd geeft hoe je de wereld ziet je een andere kijk op feitjes. Misschien is de nieuwe verandering die je eerst niet wilde op lange termijn wel goed? En misschien is die vervelende baas uiteindelijk een goede stimulans om je verder te ontwikkelen....
Hebben positief psychologische interventies effect? Een recente meta-analyse toont aan van wel, maar de kwaliteit van de studies over dit onderwerp moet wel omhoog.
Volgens de World Health Organization (WHO) gaat gezondheid niet alleen over de afwezigheid van ziekte. Welbevinden, veerkracht en de invulling die iemand aan zijn of haar leven geeft zijn minstens zo belangrijk voor hoe gezondheid ervaren wordt. Steeds vaker worden positief psychologische interventies ingezet om deze doelen te bereiken. Maar werken deze interventies eigenlijk wel?
Meta-analyse
Via een meta-analyse is de effectiviteit van positief psychologische interventies onderzocht. In totaal werden 39 studies meegenomen met daarin 6.139 proefpersonen die willekeurig over een interventiegroep en een controlegroep werden verdeeld. Op de nameting bleken de positief psychologische interventies significant te hebben bijgedragen aan een hoger subjectief en psychologisch welbevinden, en een vermindering van depressieve symptomen.
In de follow-up na drie tot zes maanden waren de effecten op welbevinden nog steeds significant, al waren de effecten klein.
Wisselende kwaliteit
Verschillende variabelen voorspelden het effect op depressie: interventies waren effectiever als ze langer duurden en face to face aangeboden werden, als de werving via de gezondheidszorg liep en als de studie zelf van lagere kwaliteit was. De kwaliteit van de studies was wisselend. Veel studies namen niet de regels in acht die gelden bij een goed gerandomiseerd onderzoek, zoals een analyse van de uitvallers en een adequate powerberekening.
Meer studie nodig
Positief psychologische interventies kunnen ingezet worden bij het verhogen van veerkracht en het bevorderen van herstel na ziekte. Meer en betere studies zijn nodig om de bewijskracht van positief psychologische interventies te versterken.
Lees meer over de definitie van mentale gezondheid van de WHO.
Linda Bolier, Merel Haverman, Gerben J. Westerhof, Heleen Riper, Filip Smit and Ernst Bohlmeijer Positive psychology interventions: a meta-analysis of randomized controlled studies, BMC Public Health 2013, 13:119 (abstract)
Meer informatie:
Linda Bolier lbolier@trimbos.nl
Piekeraars in de Waalsprong kunnen toch rust hervinden
Jonge kinderen, flinke hypotheek, eisen van de moderne werkgever, ook deze kom je in de Nijmeegse Waalsprong tegen. En niet altijd blijkt de piekeraar er mee om te kunnen gaan. Slapen, piekeren en stress zijn veel voorkomende klachten die een aantoonbare relatie hebben met depressie en angst. In samenwerking met het veld ontwikkelde het Trimbos-instituut drie klachtgerichte mini-interventies, die ik gebruik.
Drie nieuwe klachtgerichte mini-interventies werden op 14 februari gepresenteerd op een bijeenkomst van het Platform Preventie van Depressie en Angst. De cursussen zijn gericht op de veel voorkomende klachten over piekeren, slapen en stress, en hebben drie tot zes bijeenkomsten. Deze klachten hebben een aantoonbare relatie met depressie en angst. Ze veroorzaken veel kosten door zorg die mensen vragen, en door verminderd functioneren, bijvoorbeeld op het werk.
Aanpak
Met een gerichte groepsgewijze aanpak krijgen deelnemers de benodigde technieken aangereikt om hun klachten de baas te worden. Deze technieken zijn vooral ontleend aan veel toegepaste en bewezen effectieve interventies voor de preventie van depressie en angst. Ondersteunende werkmappen voor cursisten met duidelijke toelichtingen en veel werkbladen vergemakkelijken het maken van opdrachten om de technieken aan te leren.
De cursussen zijn geschikt voor deelnemers vanaf 18 jaar en van alle opleidingsniveaus. De cursussen kunnen worden toegepast als zelfstandige behandeling, bijvoorbeeld in de huisartsenpraktijk, of als module in een andere behandeling in de eerste of tweedelijns GGZ. Groepsbegeleiders hebben minimaal een HBO-opleiding en ervaring in het geven van preventieve groepscursussen.
Positieve effecten
De cursussen hebben een gunstig effect op de klachten van de 135 deelnemers die meededen aan een voor- en nameting. Zo verminderden de slaapklachten van de deelnemers aan een slaapcursus, en de piekerklachten van de deelnemers aan de piekercursus. Stressklachten en somberheidsklachten namen af bij alle deelnemers, ongeacht de cursus.
In de webshop zijn de handleidingen voor cursusbegeleiders en werkmappen voor deelnemers verkrijgbaar.
Beter slapen doe je zo (Handleiding voor cursusbegeleiders)
Beter slapen doe je zo (Werkmap voor cursisten)
Minder stress (Handleiding voor cursusbegeleiders)
Minder Piekeren (Werkmap voor cursisten)
Minder Piekeren (Handleiding voor cursusbegeleiders)
Meer informatie: Marijke Ruiter mruiter@trimbos.nl
Ook via internet kun je snel bij vakkundige 1ste hulp komen
De drempel om ondersteuning te zoeken is soms klein. Jellinek heeft de website MijniHelp.nl gelanceerd. De site biedt zelfhulp voor mensen met lichte psychische klachten en hun familieleden en naasten.
Een volledige online zelfhulp site voor twee groepen:
Mensen met lichte psychische klachten zoals stress, somberheid en angst.
Familieleden en naasten van mensen met psychische klachten.
In het kader van deze lancering is op 10 oktober (Landelijke Dag Psychische Gezondheid ), tussen 11.00-12.00 Lieke Thesing, Wethouder Zorg en Welzijn, aanwezig in Amsterdam Oost om de website op feestelijke wijze te introduceren.
Meer dan 3 miljoen Nederlanders hebben last van stress, somberheid of angst. Daarnaast bevinden familieleden/naasten van mensen met psychische problemen zich vaak in een erg stressvolle situatie. Om te voorkomen dat klachten ontstaan of verergeren, wordt MijniHelp.nlgeïntroduceerd. De website biedt online hulp op laagdrempelige wijze waardoor mensen zelfstandig aan de slag kunnen, op een gemakkelijke manier en in eigen tempo.
MijniHelp.nl is een interactief platform. Cursusdeelnemers kunnen op het forum ervaringen met elkaar uitwisselen. Tevens kan men kan zelf aan de slag met cursussen, informatie, zelftesten en advies. Ook zijn er ervaringsverhalen en filmpjes. Voor familieleden/naasten is een online zelfhulpcursus met de optie voor begeleiding. Mensen die zelf last hebben van stress, somberheid of angst kunnen ook kiezen voor een groepscursus met online ondersteuning. Tot slot is het mogelijk om een gratis adviesgesprek aan te vragen als er toch behoefte is aan persoonlijk contact.
Hulp voor bijna burn-out onderwijsmedewerkers
In mijn praktijk werk ik voornamelijk met mensen in het onderwijs, waar mijn roots zaten, en dan vooral met vastlopende collega's. Vaak gedreven mensen met hart voor hun Vak En voor de Scholieren/Studenten.. en toch loopt het soms mis. Ik help hen weer op de rit. Wat zijn dan werkbare ideeen?
‘Je hoeft geen natuurtalent te zijn om een goede leraar te worden’. Maar talent komt ook niet vanzelf tot bloei. Daar moet u iets voor doen! Het belangrijkste is dat u bereid bent om te blijven leren; ook van uzelf. Om uzelf als leraar te verbeteren is het belangrijk dat u:
kritisch durft te kijken naar uw huidige manier van werken (wat zijn uw sterke en uw zwakke kanten);
uzelf haalbare doelen stelt;
focust op oefening en feedback om deze doelen te behalen.
Reflectie is hierbij essentieel voor optimale ontwikkeling van uw expertise in lesgeven, want: met reflectie verbetert u uw vaardigheden.
Ammerlaan Counseling kan deze reflectie trainen, en in de vorm van intervisies gerichte feedback geven in constructieve vorm waar u mee aan de slag kunt en aan de slag wilt.
Er zijn van die dagen waarop het lijkt dat leerlingen/studenten lastiger en ongemotiveerder zijn, dat je agenda vol vergaderingen en afspraken staat waar je geen tijd voor heb. Dat je je ondergewaardeerd en misschien zelfs gefrustreerd voelt. Doe er iets aan! Om je werk leuker te maken en een negatief effect op je gezondheid te voorkomen.
De 4 grootste uitdagingen voor docenten/leraren zijn:
Lastige, ordeverstorende en ongemotiveerde leerlingen/studenten
Weinig steun en waardering van collega’s, schoolleiding en ouders
Gebrek aan de juiste middelen
Zet jezelf eens op nummer 1
Voor elk van deze punten geven we één strategie (van vele opties) om hier goed mee om te kunnen gaan.
Zoek contact met ‘Lastige’ Leerlingen/Studenten
Doe de 2 minuten routine: Probeer 10 dagen achtereen twee minuten per dag contact te krijgen met een leerling die je het meeste last geeft. Geef in die 2 minuten geen kritiek. Je wilt hem op deze manier beter leren kennen en ook iets van jezelf vertellen. Laat je niet ontmoedigen als de student/leerling niet wil praten of je afwijst. Blijf het proberen, elke dag weer, 2 minuten lang. Praat met maar 1 leerling/student tegelijk (Chinese druppel techniek). De ervaring leert dat in de meeste gevallen de afwijzende houding uiteindelijk afneemt en dat er toch wordt gecommuniceerd, iets wat vaak tot beter gedrag leidt. Communicatie gaat plaatsvinden tussen personen ipv tussen rollen.
Als je de 2 minuten routine opneemt in je lesschema komt het er ook van. Bijvoorbeeld als de rest van de klas voor zichzelf aan een opdracht werkt. Je kunt het overal in school doen.
Positieve zelfspraak
Als studenten/leerlingen zeggen dat ze iets niet kunnen of te moeilijk vinden, zeg dan dat ze daar het woordje ‘nog’ aan toe moeten voegen. Ze kunnen het ‘nog niet’ en het is ‘nog te moeilijk’. Gebruik dat ook zelf. Als je denkt dat iets nooit zal lukken, verlies je de hoop. Maak het dus tot een tijdelijk probleem en leer je leerlingen dat ook te doen. Realiseer je dat de meeste gesprekken die per dag voert met jezelf zijn. Controleer dat maar eens. Wat je tegen jezelf zegt, beïnvloedt de beslissingen die je neemt. Als je tegen jezelf zegt dat het geen zin heeft om met de directeur te praten over extra steun omdat dit de vorige keer ook niet is gelukt, dan krijg je ook geen steun. Het is beter om jezelf ervan te overtuigen dat je nog een keer met de directeur moet praten en hem of haar je argumenten geven. Als het dan nog niet lukt, kun je besluiten om met collega’s te praten en vragen of die je kunnen bijstaan. Zo is het ook niet goed als een student/leerling die een slechte toets heeft gemaakt tegen zichzelf zegt dat hij echt dom is. Het zou beter zijn als hij zei: “Ik moet harder werken, meer oefenen en advies vragen aan iemand die er beter in is”. Als je praat met je studenten/leerlingen over positieve zelfspraak, laat ze dan aan de hand van voorbeelden zien hoe hun gedachten bepalen wat ze voelen. Laat ze daarom kiezen uit de volgende manieren om iets te zeggen: 1. Mijn ouders gaan scheiden. Als ik beter mijn best had gedaan, dan waren ze misschien bij elkaar gebleven.
Of:
Mijn ouders gaan scheiden, maar kinderen kunnen niet bepalen wat volwassenen doen. Ik vind het verschrikkelijk en het maakt me verdrietig, maar het is niet mijn fout.
2. Niemand heeft me gekozen omdat niemand me mag.
Of:
Dit keer ben ik niet gekozen, dus werk ik alleen, maar de volgende keer kies ik iemand.
3. Ik kan niet goed schrijven, dus ik denk dat ik het maar laat.
Of:
Ik kan niet goed schrijven, dus ik ben er meer tijd aan kwijt hoewel ik liever iets anders had gedaan.
4. Dat was een stomme toets. Ik had echt goed geleerd, maar de meester stelde stomme vragen. Boeien!
Of:
Dat was een moeilijke toets, maar ik weet nu wat voor soort vragen de meester stelt. Voor de volgende toets moet ik me daar op concentreren. Probeer nu hetzelfde met situaties waar jij last van hebt:
5. Waar gaat het om? Bijvoorbeeld ouders die eindeloos klagen over mij.
6. Zinloze dingen om te denken zijn in dit voorbeeld: ‘ze is een tut-hola’ of ‘geen wonder dat haar kind zo is’ en ‘misschien ben ik wel een slechte leraar’.
7. De positieve zelfspraak is dan: ‘de meeste ouders hebben geen klachten en ook zij doet het maar twee keer per week. Ze is bezorgd, maar weet niet hoe het zit. Ze is wel moeilijk, maar ik kan haar toch helpen of van haar leren’.
Deze en nog meer strategieën komen uit het boek ‘Als lesgeven lastig is’, Strategieën om weer grip te krijgen van Allen
N. Mendler, Bazalt 2013. Het boek bevat nog tientallen strategieën om lesgeven weer leuk te maken.
Subscribe to:
Posts (Atom)