Friday, February 21, 2014

Begeleiden van vrouwen in het onderwijs verschilt van mannen: Gerda Geerdink

Begeleiding van mannen is anders dan bij vrouwen. Ik deed mijn licht op bij Gerda Geerdink. Ze gaf een inleiding over seksediversiteit en onderwijs. Mannelijke en vrouwelijke studenten lijken veel op elkaar maar er zijn ook verschillen. Juist in het hoger onderwijs lijken die sekseverschillen de prestaties en in ieder geval het rendement te beïnvloeden. Binnen alle domeinen van het hoger beroepsonderwijs vallen mannelijke studenten vaker uit en/of doen langer over de opleiding. Theorie over sekseverschillen bij studenten en praktijkervaringen geven aanwijzingen voor meer ‘op maat begeleiden’, rekening houdend met sekseverschillen. In de presentatie werd ingegaan op de sekseverschillen en de wijze waarop curriculum, beoordeling en studieloopbaanbegeleiding (vanaf het voorlichtingstraject tot en met de stage) daarop aangepast kan worden. Cijfers over sekseverschillen in rendement geven aan dat vrouwelijke studenten hogere cijfers halen (gemiddeld 0.8 punt hoger) en korter over hun studie doen dan mannelijke studenten. Gemiddeld haalt bij de HAN 19% van de manen de propedeuse na 1 jaar, en 50% na 2 jaar. Vrouwelijke studenten doen het beter: 40% in het eerste jaar en na 2 jaar 70%. De verschillen in cijfers en beoordelingen van mannen/vrouwen zit in een aantal factoren. Vrouwen zijn taalvaardiger dan mannen, en in talige toetsen (essays, reflecties, verslagen) zijn ze in hun voordeel. In performance toetsen zou nog effecten van aantrekkelijk zijn een rol kunnen spelen. Studies in bijv Roos Vink ‘Sociale Psychologie’ laten zien dat uiterlijk wel degelijk wordt meegewogen door docenten. Daartegenover gaf Gerda aan dat er ook andersom effecten zijn: docenten zien iets van een man en denken “hmn, niet gek voor een man” en geven dan een hogere beoordeling en zijn kritischer naar producten van vrouwen. Deze sekseverschillen in het onderwijs zijn boeiend, en komen dichtbij. Iedereen heeft er ervaring in, heeft een eigen mening, en onderbewust raken bevindingen en meningen diepere lagen waardoor discussies lastig worden. Daarbij komt nog dat de communicatie en de beleving bij mannen en vrouwen verschillen. Ook hier geeft het boek van Vink prachtige onderszoeksresultaten weer. Vrouwen zijn sociaal gevoeliger, en hebben een lagere zelfwaardering dan mannen, en zijn meer gevoelig voor wat anderen denken, dan mannen. Hierdoor pakken vrouwen communicatie anders op: als een vrouw iets goed doet ligt het aan de omgeving, bij mannen aan henzelf, en als iets minder goed gaat leggen mannen de oorzaak vaker buiten zichzelf. Vrouwen reflecteren voortdurend, zoeken bevestiging, en lezen bijv. voor zelfontdekking. Mannen lezen over feiten en avonturen, en reflecteren niet over het proces maar over het eindproduct. Mannen reflecteren op de taak, vrouwen op het proces. Wat inmiddels nog meer duidelijk is is dat jongens onderling en meisjes onderling veel meer verschillen dan mannen versus vrouwen. Er is grotere individuele variatie dan variatie op sekse. Wanneer je naar uitval kijkt dan is het dus vooral zaak om te begeleiden en te beoordelen vanuit de beroepseisen. Beter is om vanaf de kwaliteit van afgestudeerden kijken en naar het curriculum wat daartoe leidt. Gerda komt tijd te kort om de vele studies toe te lichten, maar benadrukt vooral dat er een complexiteit aan oorzaken zijn voor verschillen in rendement en uitval, en dat er mismatches zijn tussen studentfactoren en curriculumfactoren waardoor voor de afvallers het onderwijs niet aansluit met wat ze nodig hebben. Ze lichtte een aantal toe: Studentfactoren De eigen vooropleiding en het behaalde examencijfer spelen een rol. Hoe hoger de wiskundecijfers, hoe eerder door de opleiding bij Techniek en FEM wordt afgemaakt.. De gevolgde voorlichtingsactiviteiten bepalen het rendement ook: wanneer iemand slecht vooraf geïnformeerd is valt hij eerder af. Meisjes zijn langer bezig met wat ze willen worden, investeren meer in het achterhalen van watopleiding biedt, lopen vaker mee, spreken vaker vooraf met met beroepsbeoefenaars dan jongens. Jongens beslissen later en doen minder hun huiswerk vooraf en nemen minder vaak deel aan meeloopdagen. Ook van belang is het huismilieu: hoe meer de thuissituatie vertrouwd is met hoger onderwijs en hoe hoger het niveau van thuistaal, hoe hoger het rendement. Psychologische eigenschappen spelen ook een rol. Mentale veerkracht, discipline, inzet, zelfvertrouwen, motivatie (in het Engels ‘Grit’) en studievaardigheden zorgen voor beter rendement. In het HBO ligt veel nadruk op zelfdiscipline, en dat heeft niet iederen al. Sturing in het begin, en stimuleren vanuit wat de student wel al kanlijkt beter te werken dan standaard iedereen dezelfde SLB programmering op te leggen. De Slber moet beter gaan afstemmen op de beginsituatie en vanuit het beroepsbeeld kijken wat de student nog nodig heeft. Begeleiding op maat Een andere groep invloeden zijn de opleidingsfactoren, waarover docenten en SLBers meer invloed hebben. Begeleiding bij studiekeuze in traject: maakt veel meer verschil, en gezien bovenstaande sekseverschillen is het zaak om studiebegeleiding beter af te stemmen op het individue, en bij mannen meer te structureren. Afstemming in de didactiek heeft ook zijn effecten: inspelen op verschillen in sekse betekend bijvoorbeeld dat opdrachten voor mannen concreter moeten worden gemaakt, en dat beoordeling op het eindproduct aan de hand van criterialijsten hen helpt. Ook variatie in toetsing van competenties kan sekseverschillen reduceren: In mondelinge toetsen zijn vrouwen taalvaardiger, en de vele reflecties in zorg en educatieopleidingen over het proces en de zelfontwikkeling jaagt mannen weg. Geef je mannen specifieke observatieopdrachten, framework en checklists die passen bij de beroepscompetenties dan doen mannen het weer beter. Dan stimuleert de toetsvorm hen ook tot leren. Gerda benadrukt herhaaldelijk dat er een complex van factoren een rol speelt, en dat de ene maatregel voor niet iedereen werkt. Ze benadrukt vooral dat je moet zorgen dat de opleiding aansluit. Ga uit van beroepscompetenties, en leidt hiervoor op via verschillende routes. Ga naar diversiteit in je onderwijs: verschillende vooropleidingen, culturen, naast ook genre verschillen. Goed onderwijs moet aanzetten tot leren. Wat kun je als SLBer er aan doen? Tip: Instroomtraject op maat maken voor de scholieren is een goede start. Zorg voor goede voorbereiding, veel meer meelopen, beter informeren met meer feiten. Studies geven eenduidig aan dat goede voorbereiding meer studiepunten oplevert tijdens de studie. Vrouwen hebben meer realistisch beeld en zijn vaker in zorgsituaties me hun moeder, en hebben dus in onderwijs en zorg een beter beeld. Mannen kijken naar oppervlakkigere kenmerken van het beroep dan vrouwen, en vrouwen hebben niet altijd een een volledig beeld over de beroepspraktijk. Wanneer voorlichters hiervan uitgaan kan men de scholier iets aanbieden. Tip: Zet in op sociale cohesie voor de aanvang. Dat kan via groepsvorming via sociale media of op kennismakingsdag in juni, in het gebouw en in de groep, waardoor de scholieren vooraf al mensen leren kennen. Dit blijkt een positief effect te hebben. Ook allochtonen willen er bij horen en gezien worden, en deze 0-week activiteiten blijken positief te werken: Mannen moeten sneller in de gaten hebben dat groepen elkaar kunnen helpen dan vrouwen, en een opleiding kan hierin al vroeg helpen. Tip: Verbeter het zelfsturend vermogen. Studenten zouden dat uit VO naar HO meenemen, maar niet elke scholier is in staat zich in te zetten en zich zelf sturen. Hier kan een opleiding in het curriculum veranderingen opnemen. Bij aansturing moet je ook veel uitdaging bieden naast structuur. De relatie met SLBer van belang om actief leren te bevorderen en ondersteuning in keuzes en organisatie van eigen onderwijs. Tip: Sturing op maat is nodig door de SLBer. Wat er nodig is moet uit kennismaking blijken of een student iets nodig is. De eerste vraag “Wat heb je nodig?” en vervolgens dat afspreken met de student zelf, binnen de uren van begeleiding, lijkt een goede aanpak. Kennismakingsgesprekken worden vaak uitgesteld door de student die het eigenlijk hard nodig heeft, en dan is ondersteuning vaak laat. Beter is om het om de student te verplichten en daarna verplichte bijeenkomsten met de student organiseren. Jongens hebben meer steun nodig in het plannen van hun studieactiviteiten, en jongens vinden het moeilijker om zichzelf aan het werk te zetten, en vervallen eerder in uitstelgedrag en in het vinden van afleiding. Jongens kunnen onduidelijke opdracht moeilijker interpreteren: meisjes gaan eerder navragen en uitleg opvragen. Een opleiding die zich hiervan bewust is kan de SLBer gebruiken om de vertaalslag te maken. Tip: Maak duidelijk wat je de ander kunt bieden, en zorg voor gezien worden door de SLBers. De communicatie is belangrijk: klein compliment voor vrouwen is te klein, voor mannen telt het meer. Vrouwen hebben grotere complimenten nodig. En wat kun je als docent doen? Tip: Betrekken van alle studenten in je onderwijs, iedereen aanspreken, en ook individueel mensen aanspreken wanneer ze afwezig waren. Tip: Opdrachten beter formuleren met criteria en formats Tip: Zorg dat in de eerste jaren opdrachten in stadia worden opgeleverd. In kleine brokken leert de man dan om de grotere opdrachten in te plannen in stappen. Tip: communiceer zoveel mogelijk in de stijl van de student. Let op verschillen in mannen versus vrouwen. Vrouwen communiceren indirecter, en verwachten dat de ander reageert op indirecte boodschapen. Vrouwen reageren eerder op signalen, mannen hebben letterlijke en directe aansturing nodig. Gebruik dit inzicht in je begeleiding. Vrouwelijke docenten zijn vaak onduidelijker “het is handig als… Kun je misschien” Dit geeft mannen teveel ruimte. Tip: Geef mannen vooraf de lijst die ze moeten invullen/productenlijst..dus coach op de eisen die je stelt. Zorg dat je de student op volwassenheid aanspreekt. Tip: Geef verschillende feedback vormen: Op persoon, op proces, op de manier van werken en op het product zelf. Jongens accepteren eerder dat je feedback op het product geeft. “het product voldoet niet..je kunt in je beroep verwachten dat… en je moet de volgende keer dit doen..:” Weet de student wat er verwacht wordt? Boekje: Meer Mans, ISBN 978 90 441 3025 6 www.garant-uitgevers.eu Door: Dr. G.M.T. (Gerda) Geerdink / Associate Lector: Seksediversiteit in het onderwijs Kenniscentrum Kwaliteit van Leren | Faculteit Educatie | Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Locatie Gymnasion | Postbus 30011, 6503 HN Nijmegen | Heyendaalseweg 141, 6525 AJ Nijmegen |